Land-Water-Land - Het verhaal van de Zuiderzee
Menne Kosian, onderzoeker Ruimtelijke Analyse bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, presenteerde het onderstaande verhaal tijdens het werkbezoek op 29 juni 2016. (De afbeeldingen waarnaar verwezen wordt, vindt u in bijgevoegde presentatie.)
De Zuiderzee
Hoezo “zee”? Als wij nu naar het IJsselmeergebied kijken zien we een landschap van uitgestrekte polders en grote watervlakten. Deze grote polders zijn drooggelegd vanaf 1930, te beginnen met de Wieringermeer. In 1932 kwam de Afsluitdijk gereed, waardoor het huidige IJsselmeer ontstond. Van vroeger kennen we het gebied nog als Zuiderzee, de grote zeearm die diep in Nederland stak en bij storm en hoge vloed het Hollandse land bedreigde. Veel verder terug gaan de herinneringen en verhalen vaak niet.
Maar er is meer te vertellen over dit gebied. De grote Zuiderzee is namelijk nog helemaal niet zo oud. Het verhaal gaat terug tot de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden. De Noordzee bestond toen nog helemaal niet; de kustlijn, van wat nu de Atlantische Oceaan heet, lag tussen Schotland en Noorwegen. Nederland en de Noordzee waren een uitgestrekt toendralandschap. In het huidige IJsselmeergebied leefden groepen jagers/verzamelaars op de oevers van riviertjes, die op groot wild joegen en visten (afb. 1).
Na het smelten van het ijs vulde de huidige Noordzee zich met water. Van Zeeland tot Kampen ontstond een uitgestrekt gebied wat wij nu zouden herkennen als een waddengebied; uitgestrekte zandplaten die bij hoog water onderlopen. Aan de rand van dit waddengebied ontstond veen (afb. 2). Door de vorming van strandwallen kon het veen verder groeien tot aan onze huidige kustlijn. Het veen groeide zo dik dat het land op sommige plaatsen tot meer dan 5 meter boven zeeniveau uitstak. In dit veenlandschap ontstonden grote plassen (afb. 3).
Pas ten tijde van de Romeinen in Nederland, zo’n 1900 jaar geleden brak de zee in het noorden door het veen en vormde een open verbinding met deze grote plassen. Het veen kalfde door deze zee invloed snel af en 1200 jaar geleden was het gebied een echte binnenzee (afb. 4). Deze binnenzee kreeg in de Middeleeuwen de naam Zuiderzee, en bereikte 500 jaar geleden haar grootste omvang (afb. 5). Nieuwe technische ontwikkelingen stelden de mens in staat om land te winnen uit water. Aanvankelijk in de kwelders en grote veenplassen in Holland en Friesland (afb. 6), later ook in de Zuiderzee zelf (afb. 7).
De geschiedenis van het IJsselmeergebied laat zich dan ook omschrijven als van land (met toendra’s en veengebieden) (afb. 8) naar water (met handelsvloten en vissers) (afb. 9) en weer naar land (met uitgestrekte polders en lange dijken) (afb. 10). Maar het merendeel van haar geschiedenis was deze zee geen zee, maar land (afb. 11).
Het ZuiderZEElandschap
Toen de Zuiderzee zee was, was zij niet alleen een bedreiging voor het Hollandse land, maar ook een belangrijke handelsroute. Vroege zeevarenden hadden niet de navigatiemiddelen van tegenwoordig en bleven het liefst in zicht van de kust. De kust van de Noordzee was, door de gesloten duinenrij, echter een gevaarlijk gebied: bij slecht weer waren er geen veilige havens om te schuilen. De Zuiderzee bood echter uitkomst. Over deze binnenzee kon men relatief veilig varen. Bovendien was er een aansluiting met de grote Europese rivieren en de kust verbinding met Scandinavië. In de vroege Middeleeuwen werd deze route dan ook al gebruikt door Vikingen en handelaren uit Dorestad om grondstoffen en luxeproducten van zo ver als India tot Noorwegen en Zweden te vervoeren (afb. 12).
In 1260 ontstond een internationale handelscoöperatie in de noord Duitse steden, de Hanze. Deze vereniging had ook vestigingen in Nederland, langs de IJssel. Steden als Kampen, Deventer en Zutphen handelden in hout, graan en wol tussen de Oostzee, Engeland, Vlaanderen en Venetië. Voor deze handel was een speciaal grote scheepstype ontwikkeld, de Kogge (afb. 13).
Ook in de Gouden Eeuw was de Zuiderzee een belangrijke handelsroute. De grote handelssteden als Hoorn, Enkhuizen en Amsterdam lagen immers allemaal aan dit water. De handel op de Oostzee in hout, graan en wol bestond nog steeds, de zogenaamde moedernegotie. Deze handel leverde zoveel geld op dat er nieuwe handelsschepen ontwikkeld konden worden die helemaal naar Indië konden. Dat leidde tot de oprichting van de eerste multinational met aandelen ter wereld: de VOC (afb. 14).
Deze nieuwe schepen waren zo groot dat ze niet volgeladen over de Zuiderzee konden. De vloot werd dan ook op de rede van Texel samengesteld, en bij aankomst gelost in kleinere schepen. De handelswaar werd in de VOC steden in grote pakhuizen opgeslagen (afb. 15).
Maar de handel was niet alleen internationaal. De makkelijkste manier op tussen de verschillende regio’s in Nederland goederen te transporteren was over water. In alle steden langs de Zuiderzee waren dan ook havens voor de binnenvaart. Deze volgden vaak vaste routes met de zogenaamde beurtvaart (afb. 16).
Maar de zee zorgde niet alleen voor (handels)verbindingen: ze was ook een rijke bron van vis. Elke plaats langs de Zuiderzee had een eigen vissersvloot. De Zuiderzee was immers een zeearm, en er kon dus zelfs op soorten als haring worden gevist (afb. 17). Van alle Zuiderzeevissers waren de Urkers de meest ondernemende; zij visten vooral buitengaats, op de Noordzee. Ondanks de Afsluitdijk doen zij dat nog steeds. De Urker visafslag is dan ook de grootste van Nederland, en profileert zich zelfs als hét zeeviscentrum van Europa (afb. 18).
Het merendeel van de Zuiderzeevisserij is echter verdwenen. Na de aanleg van de Afsluitdijk werd het meer en meer zoet water, waardoor de visstand drastisch wijzigde. Veel van de oude vissershavens zijn nu bloeiende toeristenhavens geworden. De oude vissers- en beurtschepen vervoeren nu watersporters; de Bruine Vloot (afb. 19).
Het ZuiderzeeLANDschap
Wat is er nu kenmerkend voor het land rondom de Zuiderzee? Allereerst uiteraard de havensteden. De oudst herkenbare zijn de middeleeuwse Hanzesteden. Deze liggen langs de IJssel: Kampen, Zwolle, Deventer, Zutphen om een paar belangrijke te noemen. Daar zie je vaak nog overblijfselen uit deze tijd: rijke huizen en pakhuizen. Na de Middeleeuwen verplaatste het economische centrum zich van de IJssel naar Holland. Nieuwe handelssteden komen op zoals Hoorn, Enkhuizen, Amsterdam en Rotterdam (afb. 20).
Dit leidt in de IJsselsteden vaak tot stagnatie of zelfs krimp. We denken vaak dat stedelijke problematiek als krimp iets van deze tijd is, maar dat is niet waar. Zelfs in de Nederlandse Gouden Eeuw kwam er al krimp voor. En niet alleen in de IJsselsteden. Daar bleef het zelfs vaak “beperkt” tot stagnatie. De stad Enkhuizen was in de eerste tijd van de VOC gegroeid tot vier à vijf keer zijn oude omvang. Nieuwe pakhuizen en koopmanshuizen werden gebouwd, en zelfs een hele nieuwe havenaanleg. Dit duurde echter niet lang. Voor het einde van de 17e eeuw zakte de Enkhuizense economie in. De pakhuizen werden verlaten en gesloopt, de kooplui verlieten de stad en gingen naar Hoorn en Amsterdam. De stad kromp. Op de kaart van 1830 is Enkhuizen gekrompen tot zijn middeleeuwse omvang. Alleen de stadswallen herinneren aan het roemrijke verleden (afb. 21).
Ook de visserij heeft onvermoede sporen op het land achtergelaten. Als je nu langs de voormalige Zuiderzeestadjes gaat valt de grootte van de kerken altijd op. Hoe klein het plaatsje ook is, er is een grote kerk. Vooral de stadjes aan de oostkust van de Zuiderzee. Deze kerken hadden ook een specifiek doel. Bijna alle zuiderzeevissers waren protestant. En als het slecht weer was schuilde de hele vloot in de dichtstbijzijnde haven. Daar werd beter weer afgewacht, maar ook ter kerke gegaan. De plaatsen waar ze vissers schuilden moesten dus ook een kerk hebben om die vissers te ontvangen. Omdat er meestal een zuidwestenwind staat, vind je deze visserskerken dus ook vooral langs de oostkust (afb. 22).
En uiteraard is de strijd tegen het water een terugkerend herkenbaar kenmerk langs de Zuiderzeekust. Verhalen over overstromingen, zoals die in 1916, die heeft geleid tot het veilig afsluiten van de Zuiderzee, vind je langs de hele kust (afb. 23). Verschillende vormen van dijkenbouw en dijkversterkingen zijn langs de hele Zuiderzeekust vaak nog goed te herkennen. Hetzij in de bestaande dijk, hetzij in relicten zoals de dijk op de zuidpunt van het voormalige eiland Schokland (afb. 24).
De nieuwe dijken, de Afsluitdijk en de Houtribdijk getuigen van de moderne technieken om he land te beschermen. Zij vormen de toekomstige monumenten van eigenheid en veiligheid (afb. 25).
Tegenwoordig wordt er ook veel met water gedaan, in plaats van alleen tegen water. Zo kunnen waddengebieden worden aangelegd als kustbescherming, en dijken van waterkrachtcentrales voor energiewinning worden voorzien (afb. 26). Aan de geschiedenis van de Zuiderzee wordt nog iedere dag geschreven.